In 1921 richtte J.G. Hogeslag in Den Nul (Overijssel) het bedrijf Hogeslag Slachterij op, een slachterij voor koeien en kalveren. Na enkele decennia werd een nieuwe slachterij aan de Holstweg in Den Nul in gebruik genomen. De inkoop van het vee werd door de familie in eigen beheer gedaan en op bijna alle grote veemarkten in Nederland was wekelijks een ‘Hogeslag’ te vinden.

In 1991 kwam de 4^e generatie van de familie Hogeslag aan het roer te staan van het bedrijf. Erik en André Hogeslag namen het stokje van hun vader over. In die jaren veranderde de hoofdactiviteit van de onderneming: de directie besloot het slachten af te stoten en zich volledig te richten op de verwerking van karkassen. Op 16 september 1993 loste na ruim zeventig jaar de laatste vrachtwagen zijn vee en werd de laatste koe in Den Nul geslacht. Hogeslag-Olst BV, zoals het bedrijf inmiddels heette, ging zelf karkassen inkopen bij zorgvuldig geselecteerde leveranciers en de slachterij werd omgebouwd tot uitsnijderij.

Hogeslag-Olst werd een specialist en een begrip in de markt. Het bedrijf groeide, had inmiddels circa vijfenzestig medewerkers en het bedrijfspand aan de Holstweg werd te klein. In 2001 nam de onderneming de voormalige varkensslachterij van Dumeco in Olst (Overijssel) over die geheel verbouwd werd tot een modern verwerkingsbedrijf voor runderkarkassen. In 2002 verliet het bedrijf na ruim tachtig jaar het dorpje Den Nul en verhuisde naar het nabijgelegen Olst, aan de IJssel tussen Deventer en Zwolle.